Ze was jong, de
30 nog niet gepasseerd. En moeder van
een kind, dat afhankelijk van haar was, terwijl
ze het liefst zelf kind wilde zijn, zelf afhankelijk wilde kunnen zijn,
gekoesterd worden. Maar die tijd was over, voor zover die er al ooit geweest
was. Het nest waar ze uit kwam was alles behalve veilig. En ze voelde zich als
een baby vogeltje dat uit het netst gevallen was, nog niet in staat om te
kunnen vliegen, maar met een overlevingsdrang die zich niets aan trok van waar
ze toe in staat behoorde te zijn. Ze was
sterk.
Hoe ze zich tot
de wereld moest verhouden wist ze niet precies. Ze wilde de wereld op veilige
afstand houden. Was genoeg gekwetst voor een mensenleven. Maar had ook die behoefte
aan waardering, aan vaderlijke adviezen en een moederlijke arm. Toen ze die vond reageerde ze niet happig. Ze
wantrouwde de hele wereld, mensen in het bijzonder. Maar ze wisten haar
vertrouwen stapje voor stapje te winnen. Zij sloten haar in hun hart en zij
sloot hen in haar hart. Ze keek tegen ze op. Hun relatie was alles behalve
gelijkwaardig, maar op een prettige manier. Het werden haar surrogaat ouders. En zij speelde de rol van liefhebbende
dochter. De rol waar ze zo’n behoefte aan had, de rol die ze zo goed kon
vervullen. Die ze goed zou vervullen.
Jaren gingen
voorbij. Lief en leed werd gedeeld. En even leek alles goed te zijn, leek de
wereld toch niet zo slecht te zijn als ze altijd had gedacht. Tot ze merkte dat
hij naar haar keek met een begeerte in zijn ogen die niet hoorde bij de
gevoelens van een vader voor zijn dochter. Als ze opkeek zag ze steeds vaker
die priemende ogen, gluren door de heg, tussen gordijnen door, waar ze ook
keek, altijd waren daar die ogen. Ze sprak er niet over, want wilde niet kapot
maken wat er was. Maar bleef steeds vaker en langer weg. Tot die dag, die
verschrikkelijke dag dat zijn lippen de hare zochten. Zogenaamd om haar te
feliciteren. Maar nog nooit voelde ze zich minder jarig als na die verstikkende
kus. Tot nu had ze gedacht dat ze het zich had verbeeld. Dat die priemende ogen
niet echt waren. Ook al waren er anderen die ze ook hadden gezien. Constant op
haar gericht. Haar wereld stortte in.
Nooit meer liet
ze iemand zo dichtbij komen. Nooit meer durfde ze toe te geven aan haar
behoefte aan zorg. Het duurde jaren voordat ze weer mensen durfde te vertrouwen.
Met horten en stoten. Ze had geleerd dat je het lijden niet uit de weg kon
gaan, maar het wel dragelijker kon maken. En dat lukte haar, ze is sterk.
Om stil van te worden.
BeantwoordenVerwijderen