Staan er groepjes mensen in de straat? Waar staan ze? Hoe is de sfeer? Staat hij er? Hij die mij sinds de overval zo intimiderend aan kijkt. Pas als ik op al deze vragen een antwoord heb loop ik mijn straat in. Voelt het niet goed dan loop ik even naar de supermarkt om daar een onzinproduct te kopen en het dan later nog een keertje te proberen.
Gisteren avond had ik mijn moeder aan de telefoon terwijl ik mijn straat inkeek. Er hing een groepje voorin de straat. Maar het was een ander groepje. Het gedrag van het groepje was opgefokt, maar vooral tegen elkaar gericht. "Loop anders gewoon even door", adviseert mijn moeder. Maar ik heb er een lange werkdag opzitten en wil naar huis. Dus ik loop door.
De jongens voor me minderen vaart. Ze steken over naar de andere kant van de straat. Dan steekt er eentje over naar mijn kant van de straat en komt vlak naast me lopen. Mijn hart zit in mijn keel en ik minder vaart. Nonchalant kijk ik in de etalage van de kapper en hang ik mijn tas recht. Dan begint de jongen tegen me te schreeuwen dat ik niet bang voor hem hoef te zijn, dat hij ook maar een mens is, van vlees en bloed. Hij wijst naar zijn arm.
Ik vertel hem dat ik net overvallen ben, precies daar waar we nu staan. Hij roept dat hij verdomme niet degene is die me overvallen heeft. Ik zeg dat ik dat ook niet zeg. En dat het me niet kan schelen of hij zwart, wit, paars of groen is, maar dat hij een man is, en staat waar ik ben overvallen. Dat ik sindsdien voor iedereen op mijn hoede ben.
Hij kalmeert nu iets, en zegt dat ik gelijk heb, dat ik ook op mijn hoede moet zijn, en voorzichtig. Maar dat ik voor hem niet bang hoef te zijn. Want hij is een goede jongen. Hij probeert de andere jongens juist op het goede pad te brengen, zo'n jongen is hij. Maar het lukt hem niet. Hij wijst naar zijn vrienden. En ik kan me alles van dat verkeerde pad waar zij op verkeren voorstellen. Ik wens de jongen heel veel sterkte en we vervolgen onze eigen wegen weer.
Ergens hoop ik dat die jongen nog een keer in mijn straat komt lopen. En dat ik aan hem kan vragen of het nog gelukt is, met dat goede pad en zijn vrienden. Ergens hoop ik dat ik hem als hij zich rustiger voelt kan uitleggen dat het mij niet om zijn afkomst te doen was waarom ik mijn pas in hield. Dat het echt alleen van doen had met zijn opgefoktheid en zijn man zijn. Maar dat ik hem begreep. En dat ik zeker wel zag dat hij een goede jongen was, aan de wanhoop in zijn ogen. Misschien krijg ik die kans nog eens.
Wow, meis! Goed geschreven en heftig ook. Ben blij dat het een goede jongen was, want ik kan me helemaal voorstellen hoe eng het moet zijn als je op die plek staat, met iemand die je op die manier aanspreekt. Misschien is het wel fijn dat dit nu even is gebeurd, zodat je niet alleen weet maar ook ervaart, dat ze niet allemaal hetzelfde zijn. Dikke kus, Jeannette Levensgenieter
BeantwoordenVerwijderen